maandag 10 mei 2010

Ter ere van Farzad en de andere vermoorde visjes

Ter nagedachtenis van de vijf geëxecuteerde Iraanse Koerden (zie bericht van gisteren) breng ik hier alvast een kort stukje van mijn vertaling van Het kleine zwarte visje, het kinderverhaal waarnaar Farzad verwees in zijn laatste brief vanuit de gevangenis.

شب چله بود. ته دریا ماهی پیر دوازده هزار تا از بچه ها و نوه هایش را دور خودش جمع کرده بود و برای آنها قصه می گفت

«یکی بود یکی نبود. یک ماهی سیاه کوچولو بود كه با مادرش در جویباری زندگی می کرد.این جویبار از دیواره های سنگی کوه بیرون می زد و در ته دره روان می شد. خانه ی ماهی کوچولو و مادرش پشت سنگ سیاهی بود؛ زیر سقفی از خزه. شب ها ، دوتایی زیر خزه ها می خوابیدند. ماهی کوچولو حسرت به دلش مانده بود که یک دفعه هم که شده، مهتاب را توی خانه شان ببیند!

مادر و بچه ، صبح تا شام دنبال همدیگر می افتادند و گاهی هم قاطی ماهی های دیگر می شدند و تند تند ، توی یک تکه جا ، می رفتند وبر می گشتند. این بچه یکی یک دانه بود - چون از ده هزار تخمی که مادر گذاشته بود - تنها همین یک بچه سالم در آمده بود.

چند روزی بود که ماهی کوچولو تو فکر بود و خیلی کم حرف می زد. با تنبلی و بی میلی از این طرف به آن طرف می رفت و بر می گشت و بیشتر وقت ها هم از مادرش عقب می افتاد. مادر خیال میکرد بچه اش کسالتی دارد که به زودی برطرف خواهد شد ، اما نگو که درد ماهی سیاه از چیز دیگری است!

یک روز صبح زود، آفتاب نزده ، ماهی کوچولو مادرش را بیدار کرد و گفت:

«مادر، می خواهم با تو چند کلمه یی حرف بزنم».


Het was de langste, koudste nacht van het jaar. Diep op de zeebodem had een oude vis 12.000 van haar kinderen en kleinkinderen verzameld. Ze begon hen een verhaal te vertellen:

“Er was eens een klein zwart visje dat met zijn moeder in een beek leefde. De beek kwam uit een rotswand en stroomde door de bodem van een vallei. Hun huis bevond zich achter een zwarte rots. Ze sliepen er ’s nachts samen onder een hemel van mos. Er was niets wat het kleine zwartje visje liever wilde dan één keer de maneschijn in hun huis te zien.

Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zwommen moeder en kind achter elkaar. Soms mengden ze zich onder andere vissen, en dan snelden ze kleine plekjes in en uit. Het visje was enig kind. Van de 10.000 eitjes die zijn moeder gelegd had, was hij de enige overlevende.

Al een paar dagen was het kleine visje diep in gedachten verzonken. Hij sprak maar weinig en gleed lusteloos heen en weer. Meestal kwam hij een eindje achter zijn moeder aangezwommen. Zij dacht dat haar kind ziek was en zich snel weer beter zou voelen. Maar eigenlijk was het visje niet ziek. Het had last van iets helemaal anders!

Vroeg op de morgen, nog voor de zon was opgestaan, maakte het kleine visje zijn moeder wakker en zei:

“Moeder, ik moet met u praten.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten