U hebt vast wel al een keertje over Louis Theroux gehoord: de ietwat slungelachtige Britse journalist die in zijn hoogst unieke stijl reportages maakt over de gekste onderwerpen. Momenteel loopt op Canvas de nieuwe documentairereeks van Theroux, waarin hij zich onderdompelt in - op zijn zachtst gezegd - ‘merkwaardige milieus’. Vorige week hield ik mijn adem in toen hij de criminaliteit onderzocht in Johannesburg; gisterenavond werd het opnieuw spannend toen Theroux een aantal ‘great white hunters’ volgde, rijke Amerikanen die voor een pak geld op jachtsafari gaan in Afrika.
Omdat hij geen enkele vraag schuwt, krijgt Louis Theroux het wel eens aan de stok met de mensen die hij interviewt, maar altijd komt hij weer op zijn pootjes terecht. Dat heeft hij te danken aan de combinatie van zijn Harry Potter-achtige uitstraling en zijn ontwapenende eerlijkheid. Soms zie je de mensen die hij spreekt denken: wat ben jij een irritante Britse wijsneus, ik zal je leren, you little prick, maar zijn eenvoud zorgt ervoor dat zijn ‘onderwerpen’ hem toch steeds weer in vertrouwen nemen.
De afgelopen week heb ik ontdekt van wie Theroux die eigenschappen geërfd heeft: van zijn vader. Omdat ik straks anderhalve maand met de trein door Iran reis en daar een boek over zal schrijven, besloot ik meteen hoog te mikken en het meest recente werk te lezen van de meester van het reisverhalengenre: Paul Theroux zelve.
In Ghost train to the Eastern Star (De grote spoorwegcarrousel retour, 2008) zit Theroux op een bepaald moment aan tafel met Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk. Plots bedenkt hij “dat hij me aan mezelf deed denken: ontwijkend, een beetje maf, enigszins humeurig, niet op zijn gemak in grote gezelschappen en verlegen bij officiële gelegenheden.” Het is een karakterbeschrijving die op veel schrijvers van toepassing is, maar toen ik het las, zag ik meteen ook Louis Theroux voor mij.
De mensen die Paul Theroux ontmoet en de manier waarop hij hen beschrijft, doen vaak aan de documentaires van Louis denken. Toch geniet ik nog duizend keer meer van het werk van zijn vader: lezen zet immers onze verbeelding aan het werk en maakt op die manier de wereld spannender dan eender welk televisieprogramma ooit zal kunnen. Het is vooral het vervoermiddel waarmee Theroux reist dat mijn verbeelding een extra stimulans geeft: de trein. Dertig jaar na de publicatie van The Great Railway Bazaar, een klassieker binnen de reisliteratuur, stapt Paul Theroux opnieuw in de trein om dezelfde reis te maken, van Londen naar Tokyo. De landen die hij bezoekt zijn ingrijpend veranderd, maar wat blijft, is het transportmiddel: als echte treinliefhebber reist Theroux opnieuw met onder andere de Oriënt Express, de Frontier Mail en de Transsiberië Express.
Zelf heb ik altijd het liefst met de trein gereisd, misschien omwille van het tijdloze gevoel dat het me geeft. Als ik in de trein zit en het landschap aan me voorbijglijdt, lijkt het alsof ik niet meer besta, alsof ik getransformeerd ben in een geest die alleen maar hoeft te observeren en zich nergens hoeft aan vast te houden. Buiten gaat het leven zijn gang, maar in de trein hoef je even niet deel te nemen aan wat zich achter het glas afspeelt. In de coupé mag je glijden door tijd en afstand, en dat is iets waar mijn rusteloze geest erg van houdt. De trein roept ook altijd een gevoel van troostende melancholie in me op: het landschap behoort al tot het verleden wanneer je het nog maar pas in je opgenomen hebt.
Theroux schrijft in De grote spoorwegcarrousel retour uitgebreid over wat hij in de trein zelf beleeft. Het zijn meestal gewone mensen die hij ontmoet, voor wie het vliegtuig een te duur alternatief is, maar het zijn net deze ontmoetingen die vaak de mooiste passages in het boek opleveren. Want, zoals Theroux opmerkt: “Luxe [is] de vijand van de observatie, een dure verstrooiing die zo’n lekker gevoel geeft dat je niets meer opmerkt. Luxe corrumpeert en werkt infantilisering in de hand, en voorkomt dat je de wereld leert kennen. Dat is ook de bedoeling van luxe, de reden waarom luxe cruises en grote hotels vol stommelingen zitten, die, als ze ergens een mening over moeten geven, klinken alsof ze van een andere planeet komen.”
Dat is precies de reden waarom ik straks met de trein door Iran wil reizen: om kennis te maken met de gewone mensen. Het vliegtuig zou mij veel tijd en ongemakken besparen, maar de reis gaat niet over mezelf. Net als Theroux wil ik observeren, en dat kan honderd keer beter in de trein dan in het vliegtuig.
“And wisdom is a butterfly, and not a gloomy bird of prey”, zei de Britse dichter William Butler Yeats (En wijsheid is een vlinder, en niet een sombere roofvogel). Het vliegtuig zie ik als een sombere roofvogel, maar de trein wordt straks mijn vlinder door het Iraanse landschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten