Vandaag was de eerste dag die aan zomer deed denken, de eerste dag waarop we de zaligheid van zon op onze huid konden voelen, de eerste dag waarop ik eigenlijk niet binnen mocht blijven, maar ik bleef de voorbije twee uur binnen en keek op het internet naar No One Knows about Persian Cats ('Kasi az gorbehaye irani khabar nadareh') van Bahman Ghobadi. De regisseur heeft de toestemming gegeven om van zijn nieuwste prent ook ‘publiek bezit’ te maken en hem dus op het internet te plaatsen.
No One Knows about Persian Cats heeft me ondersteboven gehaald. De film heeft me doen lachen en huilen, en dat is alles wat je van goede cinema mag verwachten. Ik vat het verhaal kort samen. Muzikant Ashkan en zangeres Negar komen net uit de gevangenis van Teheran. Hun misdrijf: ze hebben opgetreden zonder de juiste vergunning. Hun nieuwe plan: een bandje vormen om daarmee een soort afscheidsconcert te geven in Teheran en dan naar Londen te emigreren. Maar daarvoor moeten ze dus niet alleen op zoek naar gelijkgestemde muzikale zielen, maar ook naar vergunningen, paspoorten en visa. Ze komen in contact met Nader, een notoire ritselaar die een handeltje drijft in illegale dvd's en die hen bezweert dat hij over de nodige contacten beschikt om een en ander snel geregeld te krijgen.
Er volgt een chaotische rondleiding langs de underground indie-rockscene van Teheran, met allerlei rock-, rap- en andere groepjes die hun muzikale passie niet alleen - letterlijk - onder de grond uitleven, maar ook op daken, op een verdieping van een in opbouw zijnde wolkenkrabber en zelfs in een stal.
Deze film legt voor mij op een tragikomische manier de ziel van de Iraanse jongeren bloot zoals ik die ervaren heb tijdens mijn maand reportage in Iran. ‘Balancerend tussen hoop en wanhoop’: dat is hoe ik die ziel misschien nog het best kan beschrijven. Ashkan en Negar willen alleen maar wat zoveel jongeren over de hele wereld willen: muziek maken en zich laten horen aan een publiek. Maar het mag niet. Niets mag in Iran. En toch: alles gebeurt, achter de schermen, achter de ramen, achter de deuren, en in deze film over de undergrond muziekscene: onder de grond.
Dat stiekeme gedoe leidt in No One Knows about Persian Cats tot veel wanhoop. Ik zag de wanhoop in de ogen van Negar, die dapper probeert te blijven maar die je ziet denken hoe het toch in godsnaam mogelijk is dat ze niet gewoon op een podium haar Engelstalige indie-rockliedjes kan laten horen. Ik hoorde de wanhoop in de stem van Nader, die aan de politie moet uitleggen waarom hij Amerikaanse films in zijn bezit heeft, en daarover tien minuten lang moet liegen – jammer genoeg is ook dat liegen een deel van de Iraanse ziel, want wie in Iran niet leert te liegen, haalt het gewoon niet.
Wanhoop, dus, maar toch ook hoop, en dat deed me er opnieuw aan denken hoe trots ik ben op de titel die ik voor mijn boek heb gekozen. ‘Duizend-en-één dromen’: het geldt ook voor de jongeren in deze film. Toen de eindgeneriek afspeelde, rolden de tranen over mijn wangen. Maar huilen heeft geen zin, en alleen maar de beklijvende eindscène in je hoofd vasthouden evenmin. Het is de hoop in de film waarover ik het moet hebben - het is dat wat ik moet onthouden en verder vertellen, als mijn plicht, als mijn taak, uit liefde voor Iran.
Dit wil in mijn hoofd vasthouden - het liedje dat je hoort wanneer je tegelijk de beklijvende en tragische eindscène van de fim ziet:
I want a home with you
I want a home with a window to the see
I want a tree on a porch
and a swing
I want a bed to rest my head
to sleep
till the sun comes
Duizend-en-één dromen, opnieuw. Wanhoop, maar ook deze jongeren blijven dromen. Kijk naar No One Knows about Persian Cats en huil en deel het verdriet van het Iraanse volk, maar onthou daarna dat ene zinnetje op het einde van de film:
I wanna walk with you down the foggy streets to the land of evergreen
Iran als een land dat altijd groen is: dat zal ik onthouden. De hoop. Niet de wanhoop, want die helpt ons niet vooruit.