Gepost op vrijdag 5 juni 2009 om 08:16 op http://standaard.typepad.com/iran"Ahmadinejad! Ahmadinejad! Ahmadinejad!" De mensenmassa schreeuwt zijn keel schor en balt de vuisten hoog in de lucht. Er worden posters in glanzend kleurrijk papier uitgedeeld van de huidige Iraanse president, en steeds opnieuw klinkt het: "Iran! Ahmadinejad! Iran, Iran, Iran ! "
Het is twaalf uur ’s middags, bloedheet, en we bevinden ons tussen duizenden Iraniërs die op 4 juni traditiegetrouw de dood van ayatollah Ruhollah Khomeini herdenken, de stichter van de Islamitische Republiek die twintig jaar geleden overleed. Eigenlijk liet de opperste leider op 3 juni het leven, maar voor het gemak hebben de autoriteiten zijn herdenkingsfeest een dag later geplaatst: op 5 juni wordt immers ook de Revolte van Khordad 15 herdacht, toen Khomeini in 1963 zijn befaamde speech gaf tegen de shah en hem vergeleek met de beruchte Iraanse tyran Yazid. De feestdagen van 4 en 5 juni sluiten nu mooi op elkaar aan, en dat komt het regime beter uit: één grote, lange, tweedaagse herdenking van Khomeini.
Place to be voor de herdenkingsfestiviteiten is het mausoleum waar ayatollah Khomeini begraven ligt, even buiten Teheran, naast het beroemde kerkhof Behesht-e Zahra (Het paradijs van Zahra), waar miljoenen slachtoffers van de Iran-Irakoorlog hun laatste rustplaats hebben. Terwijl Pieter-Jan in de moskee verdwenen is om – na een grondige scan van zijn camera’s – het graf van Khomeini te fotograferen, wandel ik met onze gids Amad over het terrein. Een jongen van nauwelijks zestien komt naar me toe en duwt een poster van Ahmadinejad in mijn handen: de foto toont hoe de president het hoofd buigt en de hand kust van een oude sjofele man. "Ahmadinejad piruzi! Ahmadinejad overwint!", zegt de jongen. Ik vraag hem waarom hij een aanhanger is van de huidige president, en in een mum van tijd staan zeker vijftig jongens van een jaar of achttien om me heen en verdringen ze elkaar om mij te kunnen spreken. "Niemand luistert ooit naar hen," zegt Amad, "en in jou zien ze hun kans."
Mohammad Reza is zeventien en zegt dat hij zou willen sterven voor Ahmadinejad. "Waarom," vraag ik? Hij verheft zijn stem. "Hij is sterk! Hij is niet bang van de grote wereldmachten die ons willen verpletteren!" Er volgt gegil en gejuich, en velen steken de Iraanse vlag hoog in de lucht. "En," gaat Mohammad verder, "hij is een vriendelijke, zachtaardige man. Hij houdt van de armen. Hij komt zelf uit een gewone familie. Mousavi is rijk en dom." Een andere jongeman tikt me op de rug: "Mousavi willen we niet! Toen hij eerste minister was, heeft dit land acht jaar in oorlog met Irak geleefd. We hebben een president nodig die iedereen in één beweging kan verslaan en verpletteren. Mousavi is een zwakke man. Hij durft niets." Hij steekt een lint met de kleuren van de Iraanse vlag in de lucht, en, zo vertelt mijn gids, dat doet hij op een erg symbolisch geladen manier: met de rode kleur bovenaan, zoals ten tijde van de Iran-Irakoorlog.
Net terwijl ik denk dat dit Ahmadinestan is en iedereen hetzelfde verhaal vertelt, wurmt zich tussen de menigte iemand die alleen al door zijn kledij opvalt: de meeste jongens zijn hier in het zwart gekleed, terwijl deze man een wit hemd draagt met lichtblauwe streepjes. Hij komt naar me toe en zegt luid en duidelijk: "Ik stem voor Mousavi!" Verbazing alom bij de omstaanders, maar niemand wordt agressief. Meer nog: de jongens stoppen eventjes met schreeuwen en luisteren zowaar naar wat hun politieke tegenstander te vertellen heeft. "Mousavi is beter voor het land. Hij heef ervaring in de politiek. Hij heeft het land acht jaar lang geleid toen we in oorlog waren. Ik geloof dat hij dit Iran kan veranderen. De werkloosheid is hoog, de benzine is te duur en we leven in isolement van de rest van de wereld. Mousavi wil contact met Amerika, en dat is belangrijk voor Iran." Een paar seconden wordt het stil en lijken de Ahmadinejad-fans even knock-out geslagen door de argumentering van de jongeman. Maar al heel snel herneemt het geschreeuw zich: "Ahmadinejad! Mahmoud! Ahmadinejad piruzi!" Zoveel is zeker: de aanhangers van Mousavi gaan ervoor en zijn niet bang om zich in het hol van de leeuw te wagen: gisteren de optocht in het zuiden van Teheran; vandaag de actie van deze jongeman.
Het Iman Khomeini Mausoleum en de uitgestrekte grasvelden eromheen is de plek waar ik voor het eerst zoveel aanhangers van Ahmadinejad samen heb gezien. Meestal zijn ze arm en hebben ze niet echt een duidelijk antwoord op de vraag waarom ze hun president en lieveling een tweede ambstermijn gunnen. Meestal klint het gewoon ‘khube’: hij is goed. Wanneer ik vraag waarom, volgt ofwel stilte, ofwel de retoriek van slaan, verpletteren, dood aan Amerika en dood aan Israel. Het regime blijkt zijn aanhang ook goed te kennen, want overal worden gratis water, thee en koekjes uitgedeeld. De herdenking van Khomeini’s dood heeft dan ook meer weg van een zondagse picknick dan van een echt religieus feest: in de moskee zag Pieter-Jan mensen spelletjes spelen met hun gsm of kruiswoordraadsels invullen, en op de grasvelden buiten hebben honderden Iraanse families hun tent opgezet en wordt er uitgebreid gepicknickt.
Meestal is de sfeer vriendelijk, en de nieuwsgierigheid naar de enige twee westerlingen tussen de mensenmassa is enorm. "Salam, khareji!" Hallo buitenlander! Jongens van nog geen achttien die net met hun vaders uit de moskee zijn gekomen proberen me met hun beste Engels te versieren, en ook veel vrouwen wuiven me vanop hun picknickveldje toe en vragen waar ik vandaan kom. "Hun nieuwsgierigheid naar de buitenwereld is enorm," zegt Amad. "Ze zien wel westerlingen op televisie en op internet, maar zelden in het echt. Vandaar dat iedereen zo achter je aan loopt en met je wil praten."
Een paar keer wordt de sfeer grimmig. Een Iraanse jongeman vraagt of ik journalist ben en vertelt me even later dat hij hier is omdat hij van Khomeini houdt, maar dat Ahmadinejad de islam aan het kapotmaken is. "Mousavi kan ons land vooruithelpen, maar mét respect voor de godsdienst. En geloof me: hier is het aantal jongeren dat Ahmadinejad steunt groot, maar nog veel groter is het aantal dat zijn strenge zedenpolitie en absurde regeltjes beu is." Terwijl ik sta te luisteren, zie ik in mijn ooghoeken een aantal mannen dichterbij komen die helemaal in het zwart gekleed zijn, combat boots inclusief. Ze blijven op een meter of tien afstand, en plots zie ik een van hen lange tijd naar me kijken, om daarna iets in te spreken op zijn walkie talkie. Wanneer ik me vervolgens snel uit de voeten maak, verdwijnen de men in black even snel als ze gekomen waren. "De geheime dienst," zegt Amad. "Op een dag als vandaag zijn ze overal aanwezig. Ahmadinejad wil alles onder controle houden, zeker nu zijn herverkiezing op het spel staat."
Wanneer ik iets later Amad niet meer kan vinden, voel ik me geen moment meer op mijn gemak en heb ik het gevoel dat iedereen me aanstaart. Plots komen vier vrouwen naar me toe en wijst een van hen naar mijn tuniek. Ze wijst naar mijn armen en zegt: bad hejabi, wat zoveel betekent als: je bent niet islamitisch genoeg gekleed. Mijn armen zijn tien centimeter bloot, en dat is voor sommige religieuze vrouwen hier blijkbaar een shock. Waarschijnlijk om dezelfde reden wordt me de toegang tot het graf van Khomeini geweigerd: de politie heeft mij toestemming gegeven, maar de vrouwen die de ingang van het schrijn bewaken denken er anders over. Opnieuw wordt naar mijn onderarmen gewezen, en wanneer ik naar een chador vraag, word ik met aandrang verzocht om rechtsomkeer te maken.Het maakt me kwaad, maar ik beheers me.
Voor het eerst sinds mijn verblijf hier heb ik een hekel aan de sluier op mijn hoofd: het liefst wil ik de wind in mijn haren voelen en me in short en t-shirt neervleien in het gras.