donderdag 2 juli 2009

Van Tochal naar Qom

Gepost op zaterdag 6 juni 2009 om 09:22 op http://standaard.typepad.com/iran

Vandaag deden we wat veel Teherani’s tijdens hun weekend doen: we trokken de bergen in. Het noorden van Teheran staat bekend als het rijkste deel van de stad, waar de clandestiene feestjes plaatsvinden, vrouwen hun nagels in felle kleuren lakken en jonge koppeltjes hand in hand lopen.
Over de feestjes kan ik niets vertellen, maar voor de rest bleek het beeld te kloppen: op weg naar Tochal, dat zich aan de voet van het Alborzgebergte bevindt, leken we plots in het westen te zijn beland. De beeltenis van Khomeini heb ik er maar zelden opgemerkt, de meisjes waren haast te mooi om waar te zijn en ik zag reclameborden van DeLonghi, Nescafé en Mercedes.

Ik hou van het razend drukke centrum van Teheran , maar het was een opluchting om even schone lucht te ademen: na vier dagen heb ik keelpijn van de smog en ziet mijn huid er niet bepaald fris uit. Maar wat ik aan onze wandeling door het voorgebergte nog het leukst vond, was dat niemand er zich leek aan te storen dat ik mijn sluier helemaal achterop mijn hoofd liet vallen: haast alle vrouwen lopen er in Tochal zo bij. Ik voelde me op bepaalde momenten in vergelijking met de Perzische meisjes zelfs totally overdressed: strakke jeans, manteau en zelfs hoge hakken maken er het straatbeeld uit.

Over de liberale sfeer in het noorden van Teheran had ik al veel gehoord en gelezen, maar toch werd ik vandaag nog verrast: in Tochal zag ik hoe een razend knappe Iraanse jonge vrouw zich oefende in de kunst van het boogschieten, en iets verder bleek er zowaar een paintballclub te zijn.

De veertienjarige gids van onze zoon kwam vandaag met ons mee, en hij vond het heerlijk om met mij over westerse muziek te praten. Nóg enthousiaster was hij toen hij ontdekte dat ik Benyamin ken. “Ci? Wat? You know him? How come?” Benyamin is in Iran een superster: zijn muziek heeft flink wat westerse invloeden en zijn liedjes zijn echte meezingers. Elke dag sinds mijn verblijf hier heb ik ergens wel Benyamin horen zingen.

Wanneer we ’s avonds terug in de benedenstad zijn, lijkt het alsof de stad in brand staat. Het verkeer zit muurvast: de supporters van Mousavi voeren campagne in de wijk Tadjris, in het noorden van de stad. Aan de antennes van hun wagens wapperen groene ballonnen, en jongens en meisjes hangen uit het raam met aan hun armen en rond hun nek groene linten. “Mousavi, Mousavi, Mousaviiiiiiii!” Tot mijn verbazing stappen uit een gammele auto plots een vijftal jongens en meisjes die midden op straat uitbundig beginnen te dansen – ten strengste verboden in de Islamitische Republiek. Langs de kant van de weg zie ik een politieagent toekijken. Hij lijkt zijn ogen niet te kunnen afhouden van het spektakel, maar begint dan toch maar duchtig te sms’en en aan zijn sigaret te trekken. De orde herstellen doet hij niet, en dat past bij het plaatje dat me eerder deze week werd geschetst door een aantal locals: de busjes van de zedenpolitie, een schrikbeeld in de straten van Teheran, zijn sinds een tweetal weken verdwenen. Ahmadinejad weet dat zijn herverkiezing op het spel staat en voelt de hete adem van Mousavi in zijn nek, dus werd het tijd om even zijn imago op te poetsen.

Na een tijdje willen we weg uit de razende drukte, maar een taxi te pakken krijgen die ons naar Meydune Ferdousi (Ferdousi Square) wil brengen is haast onmogelijk: het hele noorden van Teheran is op zoek naar een taxi. Een kleine maar stevig gespierde Teherani snelt ons ter hulp: hij hoeft helemaal niet in het centrum van de stad te zijn maar wil ons helpen: we zijn immers buitenlanders, zegt hij, en bovendien zijn we journalisten. In ons land zijn journalisten niet erg geliefd, maar in Iran is dat helemaal anders: omdat zij degenen zijn die vaak de waarheid over het regime aan het licht brengen, krijg je van Iraniërs een glimlach wanneer je vertelt dat je journalist bent.

Over glimlachen gesproken: het cliché dat Perzen zo vriendelijk en gastvrij zijn, klopt helemaal. Zodra ze nog maar zien dat je bijvoorbeeld de weg niet goed weet, komen ze dichterbij. Toen we gisteren in een fruitwinkel met euro wilden betalen omdat er op zondag geen wisselkantoor open was, zei de eigenaar dat hij alleen dollars kon aanvaarden, maar om het goed te maken, kregen we een gratis een halve kilo kersen. In de meeste moskees delen mensen ’s avonds snoepjes uit, en toen we gisteren naar de optocht voor Mousavi keken, trakteerde een oude man zowat heel Tadjriz Square op dadels.

Eerst dacht ik dat die grote vriendelijkheid kwam omdat we buitenlanders zijn, maar dat is een vergissing: ook onder elkaar zijn de Iraniërs vriendelijk en vooral beleefd. In België de weg aan iemand vragen stuit nogal vaak op een kort en warrig antwoord, maar wanneer hier een taxichauffeur in het gigantische Teheran de weg vraagt, komen er meestal meerdere mensen rond zijn auto staan om hem verder te helpen.

Vanmiddag vertrekken we met de trein naar Qom, na Masshad de heiligste stad van het land. Benieuwd hoe het daar gesteld is met de aanhang van Mousavi.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten