Er is een ‘regel’ in de journalistiek die zegt dat je als verslaggever ‘neutraal’ moet zijn. Je moet de nodige afstand bewaren tegenover je onderwerp, je moet je mening voor jezelf houden en je mag geen partij kiezen.
Ik ben journaliste en ik ben in juni drie weken in Iran geweest – twee weken vóór en één week na de presidentsverkiezingen. Ik heb over mijn rondreis verslag uitgebracht voor de Vlaamse krant
De Standaard en hoewel vooral na de verkiezingen de goede verstaander uit mijn teksten kon afleiden dat ik Mousavi en de demonstranten steunde, probeerde ik ‘zo neutraal mogelijk’ te blijven. Verslag uitbrengen, de stemmen van de mensen weergeven, maar mijn eigen mening voor mezelf houden.
Gisteren echter zag ik op
YouTube de beelden van de massale protesten die in Teheran en andere steden uitbraken naar aanleiding van de herdenking van de dood van Neda-Agha Soltan, en ik had plots een hekel aan mijn plicht om ‘neutraal’ te zijn en geen partij te kiezen.
Toen ik die duizenden mensen op straat zag roepen, schreeuwen en huilen, besefte ik dat ik tegenover de strijd van miljoenen dappere Iraniërs mijn neutraliteit als journalist niet langer kon volhouden. Ik ben niet langer neutraal en ik
wil ook niet neutraal zijn. Als dat een schending van een beroepsregel is, dan zij dat zo. Neutraal zijn is in deze kwestie onmogelijk en onmenselijk, want de strijd van het Iraanse volk is een strijd voor het meest fundamentele recht van elk individu: vrijheid. Het is een strijd die we met z’n allen moeten steunen, en ik zie het als mijn plicht als journalist en als iemand met een grote liefde voor Iran om het gevecht van de Iraniërs zoveel mogelijk aandacht te geven én te steunen.
Daarom: mijn hart is bij de miljoenen mensen in Iran die met een ongelooflijke dapperheid de straat opgaan en met alle moed die ze in hun hart hebben de afgrijselijke Basiji recht in de ogen kijken.
Daarom: ik draag vanaf nu altijd het groene polsbandje dat ik in Isfahan van een jong Perzisch meisje cadeau kreeg. Toen ik twee weken geleden werd geïnterviewd
over Iran en dat op camera werd vastgelegd, deed ik het polsbandje af omdat ik ‘neutraal moest zijn’. Vanaf nu blijf ik het dragen, altijd en overal.
Daarom: mijn respect voor de mensen in Iran en voor de Iraniërs in het buitenland die onvermoeibaar meevechten met de Groene Golf. Mijn respect voor de Iraanse mannen, mijn bewondering voor de moedige Iraanse vrouwen, mijn applaus voor de Iraanse kinderen, en mijn steun aan jullie groene kleur die ook mijn kleur is geworden.
Eén ding is zeker:
dobare misazamat vatan - jullie zullen jullie vaderland weer opbouwen.
(foto boven gemaakt door mezelf, tijdens de komst van Khatami naar Isfahan, 10 juni 2009)